Door Wout Vossius
Boris werd op een regenachtige vrijdagochtend wakker met een vrij onopvallende kater. Hij had niet eens hoofdpijn. Dat was het moment dat hij dacht: misschien moet ik iets doen aan dit gezuip, voordat ik mezelf een vroegtijdige dood in drink. Van verslaving was geen sprake, hij dronk nauwelijks. Maar had Boris niet net zoveel recht als ieder ander op het hebben van een probleem?
Nadat hij demonstratief de laatste twee blikken Schültenbrau van zijn huisgenoot in de gootsteen had leeggegoten, veegde onze protagonist met trillende handen het zweet van zijn klamme voorhoofd. 'Het was een van de moeilijkste dingen die ik ooit heb moeten doen,' vertelt Boris. 'Dit wens je je ergste vijand nog niet toe.'
Na anderhalf uur in de foetushouding onder de douche gezeten te hebben, wist onze nuchtere held zijn menselijke waardigheid weer enigszins te hervinden. 'Langzaam maar zeker vielen de puzzelstukjes op hun plek,' vertelt hij duidelijk aangeslagen. 'Daar achter dat vaalgele douchegordijn besloot ik het heft weer in eigen hand te nemen. Wie zegt eigenlijk dat ik alcohol nodig heb om me goed te voelen?'
Zo gezegd, zo gedaan. Met hernieuwde moed dronk de moedige tweedejaars een bak pikzwarte koffie en sprong hij op de fiets naar college. Hoewel het hem volgens eigen zeggen enige zelfdiscipline kostte om niet te stoppen voor een ijskoud pilsje op zijn favoriete terras, zag hij de wereld om hem heen plotseling weer in kleur. 'In kleur ja. Alle kleuren van de regenboog,' zo schreef hij in vrijwel onleesbare hanenpoten op de achterkant van zijn collegeblok. Iedereen mocht het lezen.
Tot aan de vrijdagborrel leek alles goed te gaan. Maar niet drinken op een borrel leidt onherroepelijk tot vragende gezichten. Wie ben jij om je vrienden zo publiekelijk te vernederen? Wie denk je wel dat je bent met je gezonde gedrag? Doe eens even normaal joh! ‘Het is maar één dag,' stamelde Boris terwijl hij met het schaamrood op de kaken op het rietje van zijn Fristi zoog. 'En mijn lichaam is toch een tempel, of niet soms? Daar heb ik laatst nog iets over gelez...,' maar zijn woorden stierven weg in het gezellige geroezemoes van de lamlendige dronkaards om hem heen.
Zodra Boris zijn kans schoon zag, riep hij iets over een 21 diner en wurmde hij zich als de gesmeerde bliksem door de met alcohol doordrenkte mensenmassa naar buiten. Half struikelend over stonede toeristen, kinderwagens en zoenende stelletjes rende hij over de grachten. Brug op, brug af, net zolang tot hij niet meer kon.
Wat een dag. Turend over de stille wateren, stak Boris zijn laatste sigaret op. Hij voelde zich onbegrepen, maar de neerslachtigheid begon langzaam maar zeker plaats te maken voor een gevoel van trots. 'Ik ben al bijna een hele dag nuchter! Doe me dat maar eens na,’ dacht hij. Zijn pedante gedachtegang werd echter onderbroken door het tikkende geluid van hakken op de roodbruine straatstenen. Een brunette met pak ‘m beet cupmaat c, kwam brutaal naast hem staan.
Met ogen zo zwart als baco keek ze hem vragend aan.
'Mag ik een trekje van je sigaret?'
'Nou vooruit.’
'Thanks!'
'Ik heb bijna een hele dag geen alcohol gedronken. Gezond hè?'
'Dat moet gevierd worden! Ik heb thuis nog een fles Mooikaap. Ga je mee?'
'Ok.'
Aangemaakt op 05-04-2016 door sk2